Eerst maar even wat info over deze Kerguelen eilandengroep, zo ver van de Franse Eiffeltoren in Parijs.
1772 – Fransman Yves Joseph ontdekte de Kerguelen.
1776 – Kreeg het bezoek van de Engelse kapitein James Cook.
1877 – Begon er een Brits bedrijf kolen te delven wat op een mislukking uitliep door de slechte kwaliteit.
1893 – Door Frankrijk geannexeerd.
1940 – 1945 In deze periode was het een kleine Duitse marinebasis die er een kade maakte van 100 meter in de haven van Port-aux-Français.
1949 – Kwam er een Franse basis met zo’n 100 militairen en 50 personen voor wetenschappelijk onderzoek. Een aantal van hen is voor de natuur en fauna. Er leven pinguins, albatrossen en verwilderde katten; afstammelingen van de scheepskat. Tevens leeft er nog een kudde verwilderde runderen. In 1954 zijn er rendieren uitgezet. Het is toch een archipel van zo’n ruim 7200 vierkante kilometer met als hoogste punt Grand – Ross van 1850 meter. De walvisvaarders gingen er aan land voor de Kerguelen kool om zo scheurbuik tegen te gaan, tevens werd er drinkwater ingenomen. De gemiddelde temperatuur is plus 5° Celsius met het hele jaar door neerslag in de vorm van zowel regen als sneeuw, met continu een krachtige westenwind.
Dan nu weer over naar aan boord bij ons destijds… De bemanning ging goed met elkaar om, een taalbarrière was er aan dek niet, alles liep via de 1e stuurman met zijn bootsman. Het laden was in alle rust begonnen. De 2e stuurman in het ruim, met Rinus aan dek en aan de wal, om alles in de goede volgorde in het ruim te krijgen. Met hem had ik een stuwplan gemaakt voor waar we alle lading zou plaatsen. Van daaruit maakten we een stabiliteitsplan dat ons dan weer de slingertijd van het schip op zee gaf. Onze eerste lading bouwmaterialen bestond uit betonnen balken met prefap wooncabines in het ruim. Aan dek deden we de lichtere bouwmaterialen, iets wat ik niet zo leuk vond ondanks haar goede stabiliteit met een ruime slingertijd van rond de 16 seconden. Maar hopen dat ze goed voor het zeetje aan op koers wilde blijven liggen en de automatische piloot zo het werk kon doen. Zo niet dan maar op de hand. Ze mocht zo’n 10 à 15 graden van de koers afwijken, want anders kwam er te veel water in de gangboorden wat haar dan weer moeilijker op koers deed terug komen door die achter op komende zeeën. Dit bleek ons achteraf geen moeilijkheden te bezorgen tijdens de heenreis. We zouden toch 10 dagen in Gordel der Westenwinden, met haar verraderlijke zeestromen met een achterin komende zee verblijven, met alleen om elke 6 uur radiocontact met de marinebasis op La Réunion eiland. In Zaltbommel had men een goed zeeschip van stapel laten lopen. De terugreis zou minder leuk zijn tegen de wind en zo nu en dan het voorschip in de golven. Maar op zaterdag was er erwtensoep met pannenkoeken, de meester had zijn doos bier weer verdiend. Twee dagen voor kerst hadden we de Kerguelen verlaten. De woeste zee beukte hard op het schip, maar de matrozen zaten in de messroom te kaarten. Dit was onze 3e terugreis en we hoopten dat we oud en nieuw in Durban konden vieren in ons stamcafé met een waardin; een plomp platinablond stuk op leeftijd met een boksersneus, een fors zadel in een korte minirok met stevige kuiten in leren laarzen. Haar zwarte Guinness van de tap was goed, hier zouden de meiden van smullen, ze zouden 3 januari in Durban landen. Ze zouden een brief bij zich hebben waarin stond dat ik bij de Scheepvaart Inspectie in Den Haag mocht komen voor een medische keuring. Mijn aflosser was een 60-jarige Welshman die al zo’n 30 jaar zijn woon- en verblijfplaats had in Zuid-Afrika.
Recht zo die gaat!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wil je reageren? Heel erg leuk, maar dan wel met minimaal je voornaam. Anonieme reacties worden niet meer geplaatst.