Nu maar eens een stukje getijden
educatie op verzoek van de dames uit Zeeland.
Bretagne |
’s Zomers zoeken we verkoeling bij de
kust maar de meesten van ons hebben geen oog voor het ritme van eb en
vloed, laag- en hoogwater. Als het hoogwater wordt stroomt het water
naar het noorden, bij laagwater naar het zuiden.
Het getij is onlosmakelijk verbonden
met de tijd, kent een terugkerende cadans door de aantrekkingskracht
van zon en maan, dit noemen we de evenwichtstheorie. Het
getijverschijnsel ontstaat door het verschil in aantrekking, die
zowel de zon als de maan op de vaste aarde en de beweeglijke
watermassa uitoefenen. Aristoteles was, voor zover we weten, de
eerste die het opkomen en wegebben van het water in verband bracht
met de maan.
De drie hieronder genoemde heren
maakten er een wetenschappelijke verklaring voor, het cyclische
karakter van het getij (aantrekkingskracht/zwaartekrachtwet). De
eerste die het idee opvatte dat het getij wordt opgewekt door de
aantrekkingskracht die de maan uitoefent op het water van de oceaan
was Johannes Kepler (1571-1630). Sir Isaac Newton (1642-1727) met
zijn zwaartekrachtwet kon grotendeels het getij verklaren. Pierre
Simon de Laplace (1749-1827) is een van de wiskundigen die op basis
van Newtons denkwerk verder is gegaan.
De oudste Europese getijtafel stamt uit
1213 van de Abt van Saint Albans the flod of the London brigge. Hij
maakte een staatje hoe vaak per dag en op welk tijdstip het hoogwater
was geteld vanaf nieuwe maan. De oudste Nederlandse getijtafels
dateren uit de zeventiende eeuw. Amsterdam begint in 1700 met
waarnemingen. In Katwijk (1737- 1741) werden uurlijks standen
bijgehouden, dit werd ook in Brielle en Dordrecht gedaan. Wij doen
het nu met de HP 33 van de hydrografische dienst, de Enkhuizer
Almanak (1686 van Isaac Haringhuyzen) en zo zijn er zoveel meer.
Willen we getijden van over de gehele wereld weten dan neemt men de
Admiralty Tide Tabels. Wel even een opmerking, de gegevens uit
getijtafels zijn gemiddelden. Meteorologische invloeden kunnen deze
gemiddelden aanzienlijk verstoren. Een westelijke storm zal het water
aan de westkust van Nederland sterk doen opstuwen. Oostelijke wind
veroorzaakt daarentegen aan de Nederlandse westkust een verlaging van
de waterstand.
Laten we gewoon de evenwichtsgetijden
met de wet van Newton en met het denkwerk van Pierre Simon de Laplace
naast ons neerleggen, we weten dat ze er zijn. We houden het voor ons
op de praktijk met het tijdstip van het getij met zijn verloop. De
maansdag, een omwenteling van de maan om de aarde, duurt 24 uur en 50
minuten. De aarde draait in 23 uur en 56 minuten om haar as. Deze
dikke 50 minuten geven het verschil in tijd. Dus als het vandaag aan
het strand om 6 uur hoogwater was en we komen morgen om dezelfde tijd
terug dan blijkt dat we nog zo’n 50 minuten moeten wachten voor
het hoogwater is, dit noemt men het verloop en houdt in dat het
laagwater dus ook zo’n 50 minuten later verloopt. Dit verklaart
waarom je steeds op een andere tijd een getijhaven in Engeland in of
uit kon varen.
Dubbeldaags getij zoals bij ons op de
Noordzee.
Springtij- en doodtij, de veroorzakers zijn
weer de zon en de maan ten opzichte van de stand van de aarde. Staan
zij in elkaars verlengde dan bundelen ze hun krachten: aarde - maan -
zon (Nieuwe Maan) of maan - aarde - zon (Volle Maan). Werken zon en
maan samen dan is het Springtij, dit komt twee keer per maansmaand
(29,53 dag) voor. Zeven dagen later is het doodtij, de maan en de zon
werken elkaar dan tegen. Dat gebeurt als de twee hemellichamen met de
aarde er tussen, als het ware haaks op elkaar staan. Er wordt dan van
twee verschillende kanten aan het water getrokken met als gevolg dat
het water veel minder stijgt, dit verschijnsel heet doodtij. Plat
uitgelegd heeft de aarde bij het EK (Eerste Kwartier) rechts de zon
en boven zich de maan, bij het LK (Laatste Kwartier) de zon weer
rechts en de maan onder zich.
Het bovenstaande vertelt ons dat het
bij NM en VM een extra hoogste HW stand (springtij) en een extra
laagste LW stand geeft. Bij het EK en LK (doodtij) zien we dat we van
doen hebben met een HW dat minder hoog is dan bij springtij, en LW
stand die minder laag is dan bij springtij.
Afbeelding van Waterrimpels.nl
Looptijd en vertraging met de leeftijd.
Op het Zuidelijk halfrond is de oorsprong van het getij te vinden.
De getijdengolf die hier wordt gevormd plant zich voort door de
Atlantische Oceaan in de richting van het Noorden. Tijdens deze reis
wordt de getijdengolf op verschillende manieren vervormd en gekneed
door de structuur van de oceaan. Na twee etmalen arriveert het getij
in de Noordzee. Dan is er ook nog leeftijd van het getij het kan dus
jong, oud of zelfs hoogbejaard zijn. Bij Brest is hij ongeveer 29 uur
jong, in IJmuiden daarentegen komt hij pas 52 uur na de geboorte aan,
dit komt door een langere route om de Britse eilanden heen via de
Pentland Firt de Noordzee in stroomt en daarna afbuigt naar de
Nederlandse kust ter hoogte van Harwich. Dit verklaart waarom het bij
ons op de kust 52 uur na NM en VM springtij is. Ook de aardkorst kent
een getijdengolf, de astronomische getijdenkrachten hebben niet
alleen invloed op het water van de oceaan maar ook op de aardkorst
onder en rond de Noordzee. De bodem van de Noordzee gaat hierdoor 17
cm op en neer. Het aardoppervlak wordt daarnaast vervormd door de
wisselende waterdruk ten gevolge van de getijden.
Meer weten over het getij? Lees dan van
Marten Toonder De tijwisselaar met Tom poes en heer
Bommel.
Uitgeverij De Bezige Bij 1970.
Recht
zo die gaat!
F.L.Woodleg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wil je reageren? Heel erg leuk, maar dan wel met minimaal je voornaam. Anonieme reacties worden niet meer geplaatst.