Als matroos/kok op de al wat bejaarde kustvaarders Spirit, Tarzan en Globe.
m.s. Spirit (foto Jan Anderiessen) |
Deel I
De Spirit was in
1931 te water gegaan als Buizerd voor Rederij van der Eb en Jacob Beck. In 1964
werd zij aangekocht door kapitein Henk Foster, deze werd bevracht door Beck’s
scheepvaartkantoor in Groningen. Ze had een laadvermogen van 350 ton met een
motorvermogen van 200 pk, snelheid in ballast 7 mijl. Het sturen van dit schip
ging nog met een kettingroer met kwadrant. Je moest wel stevig in je armen
zijn om een dergelijk schip met windkracht 6 Beaufort* en meer op koers te
houden.
Rond 1971 streek kapitein Foster de vlag en het schip werd gesloopt in 1972 in Vianen, hij was er zeven
jaar eigenaar van geweest. De bemanning bestond uit: kapitein, stuurman Hans
Houtepen, matroos/motorman Peter Spin, matroos/kok Pietje die later kapitein
F.L. Woodleg werd. Het vaargebied was Oost- en Noordzee. Maar in hoofdzaak
voeren wij tussen Londen, Norwich, Rotterdam, Antwerpen en Parijs voor het
laden en lossen van stukgoed. Leeg de Seine af om in Rouen weer Franse auto’s
te laden voor Londen, een dergelijke rondreis duurde drie weken. De afstand Rouen
– Parijs was ca. 190 mijl waar we twee dagen over deden om laat in de middag af
te meren in de zeehaven van Parijs.
Het probleem op deze rivier was altijd de
waterstand, bij een te hoge waterstand had men problemen om onder de vele
bruggen door te komen, dan moesten stuurhut en schoorsteen weggehaald worden en
stond men in de buitenlucht te sturen. Was zij dan nog te hoog, dan moest men aan
de kant blijven liggen tot de waterstand weer normaal was. Op dit traject lagen
zes sluizen.
Na vier maanden monsterde ik af, ik had het wel gezien als
matroos/kok. In de kombuis stond nog een AGA cooker op cokes die met slecht weer op zee moeilijk aan te houden
was.
Dan waren er nog de dames Vera, de lady bartender uit de Ferry
Inn uit Norwich en Sylvia van de bar aan de haven van Parijs met de
mooie naam “Je suis retour de la mer “. Hier dronk ik altijd enkele Pastis
tot zo rond de klok van tien uur, dan ging Sylvia haar rode sportwagen halen om
ons in het nachtleven van Parijs te storten. Hoe we altijd zonder ongelukken
terug aan boord kwamen is mij nu nog een raadsel. Peter Spin is wel een keer in
zijn ondergoed aan boord gekomen. Een Algerijn had behoefte aan zijn leren jas
en broek. Stuurman Houtepen is zijn linkeroor kwijtgeraakt bij een bezoek aan
een nachtclub in Soho.
Spirit op de sloop |
Maar Beck’s
scheepvaartkantoor had meerdere schepen, één daarvan had de naam “Tarzan”. Hierop
mocht ik aanmonsteren als matroos/kok en hoefde niet meer op cokes te koken, deze kombuis was voorzien van een oliekachel. Dit schip had ook een regelmatige
dienst op Parijs. Vanuit Kopenhagen werd lading ingenomen van de biergiganten
Tuborg en Carslberg voor het Parijse nachtleven. In Norwich mosterd en diverse sausen bij de Colman’s factory. Daar werd de steven weer richting
Seine gewend. Zo konden de lady
bartenders Vera en Sylvia zich blijvend verheugen op het feit dat hun
sigarettenvoorraad op peil bleef. Als tegenprestatie leerde Vera mij praktisch
Engels en Sylvia Frans op z’n Parijs. Het was een leerzame tijd voor mijn nog komende
loopbaan op zee.
* Beaufort:
- Beaufort, windschaal uit 1805 voor
zeilschepen.
- 1905 de schaal werd aangepast voor de
stoomvaart.
- 1946 laatste wijziging door het “International
Meteorological Committee”.
- Francis Beaufort was Ier en marinecommandant op het fregat Woolwich van de Royal Navy.
De m.s. Tarzan, call
sign PDOZ, was een schip van 380 ton, gebouwd in 1935 als DEPA met een motorvermogen
van 300 pk Deutz die haar een snelheid van 9 knopen gaf. In 1956 werd zij
aangekocht door Jannes Beck, deze verkocht haar later naar Griekenland. In 1986
is zij gesloopt, haar laatste thuishaven was Limasol op Cyprus.
m.s. Normandie, één van de latere "Parijsvaarders" begin jaren zestig. (foto Douwe Jorritsma) |
Door de verkoop van
de Tarzan mocht een gedeelte van de bemanning mee naar de Globe van Beck’s
Scheepsvaartkantoor aan de Westersingel 51 te Groningen.
De m.s. Globe, call
sign PEJD, bouwjaar 1948, was een wat groter schip. Laadvermogen 450 ton,
motorvermogen 300 pk Brons met een niet al te interessant vaargebied Noordzee –
Ierse Zee. Zij is in de zomer van 1969 gesloopt, daar zij in dat voorjaar in de
Bow Creek aan de grond gelopen was met als gevolg een geknikt schip wat
onherstelbaar was. Exit voor de oude dame van Ome Jannes Beck, ze ging naar
Hendrik Ido Ambacht .
Een aantal bijzondere
havens en reizen zijn me wel bijgebleven. Van Urk pootaardappels voor Selby aan
de rivier de Ouse.
Zo was er ook nog een reis met dakpannen van Roermond naar
Londen met een losplaats voorbij de Tower bridge, zodat ik hem ook in geopende
toestand heb gezien. De losplaats was Brentford aan het Grand Union Canal.
Vandaar in ballast naar Colchester aan de rivier Colne. Daar graan in zakken
geladen voor de Whiskyfabriek in Port Askaig op het eiland Islay aan de Schotse
zuidwestkust.
Het werd winter op
het Noordelijk halfrond, tijd om maar weer eens wat te gaan zoeken in
zuidelijker wateren. Daar kwam bij dat de vrouw van de kapitein steeds maar in
de kombuis kwam of ik haar ook de Franse taal wilde bijbrengen op de manier
zoals ik die had geleerd. Toen was de tijd rijp om mijn plunjezak te gaan
pakken en af te monsteren.
Epiloog.
De eerlijkheid
gebiedt te schrijven dat tijdens mijn Hogere Zeevaartschool periode de
voortgang van mijn studie regelmatig door de intussen ex-kapiteinsvrouw werd
gecontroleerd.
De jaarlijkse
kerstkaart van Vera was er in 1976 een met dubbele tekst: “In het voorjaar van
1977 treed ik in het huwelijk met mijn Deense kapitein”.
In het voorjaar van
1982 kwam er een uitnodiging van Sylvia en haar vriendin Susie. Zij hadden nabij de Hallen in Parijs hotel-restaurant 'Le poisson qui rit' overgenomen.
Recht
zo die gaat!
F.L..Woodleg