Een
mijmering over een twaalfjarige jongen die in oktober 1961 op de
Openbare Lagere School in Ruinen kwam.
Nu gepensioneerd zeeman van
achtenzestig jaar.
Hoe de toen twaalfjarige jongen met
licht getinte huidskleur in 1961 zijn eerste schooldag en de rest van
het schooljaar op de Openbare Lagere School in Ruinen heeft ervaren.
Wat de oorzaak was dat ik in Ruinen
kwam te wonen wordt mijn sluitstuk.
Deze mijmering ontstond op een koude
dag in het begin van mei 2017, het sneeuwde zo nu en dan hier, de
nachten waren ook nog onder nul. Overdag even boven de nul, te koud
om buiten wat te gaan doen.
Hier is Noord-Zweden, provincie
Jämtland, plaats Hoting gelegen aan de E45 en nog 1000 km van de
Noordkaap.
Sim mijn hond had zich naast mijn stoel
opgekruld, zo te zien ook geen zin om naar buiten te gaan. Tijd voor
een mijmering.
Ruinen |
Oktober 1961:
De verhuizing was in de herfstvakantie
gepland. Toen de verhuiswagen het erf op reed bij Westerstraat 22,
ging de kleine deur in de baander bij de buren Smid open. Buurvrouw
Lammegie, boer Hilbert en zoon Japik kwamen er in draf uit. Ze wilden
wel helpen de wagen leeg te maken, dan konden ze gelijk zien wat die
westerlingen aan meubels hadden.
De eerste schooldag na de
herfstvakantie mocht ik me bij bovenmeester Sikke van der Zee van de
6e klas melden. Mijn eerste indruk van de school was een
gang waar de jassen aan haken hingen met klompen eronder.
"Aan het einde van de gang,
laatste deur links, is de 6e klas," zei meester de
Vries.
Ik klopte op de deur, deze werd
opengedaan. Wat een grote klas! Het was een klas, van wat later
bleek, van zeker achtentwintig klasgenoten. Ik werd zeer aandachtig
opgenomen, vooral door enkele meisjes. Ik droeg schoenen, geen
klompen. Even vertellen wie ik was en waar ik woonde. Toen mocht ik
een plek uitzoeken van de bovenmeester. Geert Waning bood mij een
plek aan in de bank voor Rikus Kloeze en achter Marietje Gritter en
Trijntje Middelveld. De toen al zeer verouderde dubbele schoolbanken
met de inktpot voor de Talens inkt nog in het midden. Deze laatste
was buiten gebruik. Hans Faber, in de bank in de rij ernaast, gaf me
een balpen te leen. Iedere bank had een set lesboeken waar je samen
mee moest doen, wel hadden we allemaal een eigen reken- en
taalschrift.
Dictee werd op losse blaadjes gedaan,
hiervoor mocht ik afkijken bij Marietje Gritter. Mijn Nederlandse
taal in geschrift was allerbelabberdst in die tijd.
Openbare Lagere School - Ruinen |
Na het speelkwartier achter op de fiets
(mijn fiets stond op de deel in de Westerstraat) want: "Wil joe
metvaren?" zoals Geert Waning het vroeg, zo van spring maar
achterop. Op naar het gymlokaal aan de Wolvenweg,
hier zat ook het badhuis in. Dit badhuis was op de zaterdag open, wat
de prijs voor een douche was weet ik niet meer, maar het was er
altijd gezellig druk, zowel bij de dames als bij de heren. De
beheerder was Tinus Hut.
Op de Internationale Scholen waar ik
tot dan toe op gezeten had, was de klasgrootte zo'n zes tot twaalf
leerlingen, de voertaal was Engels. We droegen een schooluniform, de
Nederlandse en Belgische kinderen kregen vier uur les in de
Nederlandse taal, een uur Geschiedenis of Aardrijkskunde. In
Singapore werd dit door nonnen gedaan van Nederlandse en Belgische
afkomst. Deze school was in een deel van het klooster gevestigd. De
abt van het klooster gaf gym in de vorm van voetbal. De nonnen
schreven zo en ogen nog met dubbel o.
Als tegenprestatie voor het spieken bij
Marietje moest ik haar de antwoorden van het rekenwerk geven. Mijn
eerste vrije woensdagmiddag van school, dit had ik nog nooit mee
gemaakt woensdagmiddag vrij. Met Jan Hut (de latere stratenmaker)
werden we door zijn moeder met een van hun konijnen lopend naar de
ram gestuurd. Richting Gijsselte ging het, het konijn in de kar. De
kosten voor de dekking waren één gulden contant te betalen.
We sleepten ook met enkele jongens uit
de klas takken, oude autobanden, oud papier en alles wat maar branden
wilde naar een plek op de Es voor het paasvuur. Als zesdeklasser was
je ook verkeersbrigadier bij de schoolingang aan de Oosterstraat. Je
deed dit met z'n tweeën in een gele jas met witte riem en een
klaar-over bord, de ene kant rood, de andere kant groen. Om twaalf
uur en om half vier weer.
Tevens ging er iedere dag een
zesdeklasser de klaslokalen rond om een lijstje voor de bestelde
schoolmelk voor deze dag op te halen en gelijk de kwartjes te innen.
Dat was de kostprijs voor zo'n flesje melk met een zilveren dop met
rietje. Dan naar de melkfabriek om de hoek om de bestelling met het
geld af te geven aan een van de werknemers. Deze zorgde dan dat de
flesjes in kratten voor iedere klas klaar stonden. Voor het
ochtendspeelkwartier moest de melk in de lokalen zijn, weer een klus
voor een zesdeklasser om toerbeurt. Evenals na het speelkwartier de
flesjes weer terugbrengen naar de fabriek.
Wie was de bedenker van zoiets waar het
merendeel van de kinderen wel een koe op stal had staan thuis? De zesde klas uit Ruinen had wel een
zeer gemêleerde samenstelling van kinderen.
Om er zo maar eens een paar te noemen:
Hans Faber en Jan Pegels, zonen van
politieagenten.
Zwaantje Kolk en Arie van Egten hadden
ouders met een transportonderneming.
Hans Kattenwinkel was zoon van de
veearts.
Grote Roelof Hut was van de snackbar
uit de Westerstraat.
Jan Hut en Jacob Kelly waren zonen van
stratenmakers.
Hennie Prent van de Klompenwinkel van
de Ruinerdijk.
Jenny van Duzen, haar moeder had een
kapperszaak. De overige zullen wel kinderen zijn geweest van ouders
met een agrarisch beroep.
Sinterklaas ging onze klasdeur voorbij
omdat wij zongen "Zie de maan schijt bruine bonen".
De meester stond namelijk bij de deur
en zei tegen Sinterklaas en zwarte Piet: "Gaat u maar door, deze
kinderen zijn het niet waard dat u hen een bezoek brengt!"
Eén keer per week een uur Bijbelles
van dominee Mulder(s).
Naar mijn weten een keer uitleg van een
harpspeelster over een harp in zaal Hees.
En een toneeluitvoering voor de jeugd
door de toneelvereniging.
De Gemeente Ruinen had voor al haar
lagere scholen eens per jaar een sportdag voor de zesdeklassers, dit
werd op de Klinge gedaan naast de school. De kinderen uit Stuifzand
en Pesse kwamen met een bus. Die uit Echten en Ansen op de fiets.
Zwemmen deden we in de Olde Aa. Schaatsen op het Sukerveen.
De schoolreis werd in de laatste
schoolweek gedaan, op de fiets naar Balk in Gaasterland - Friesland
voor vijf dagen. Bij terugkomst ging ieder zijn weg vanaf de
Uffelterbrug, of de Sikke er heeft gestaan weet ik niet. Ik fietste
terug met Hilco Wulf van de Leeuwte. Er is naar mijn weten nooit een
klassenfoto gemaakt.
De enige uit deze klas die ik zo nu en
dan nog wel eens spreek als ik even in Nederland verblijf en een
rondje Ruinen doe, is Hendrik Smit. Eerst in Oldenhave, later achter
op Hees met zijn vrouw Jannie. Ze zijn nu al enkele jaren
melkveehouders in ruste.
Veel oude winkels in de Westerstraat,
evenals het politiebureau, de smederijen van Grote Nijstad en Jan de
Wit zijn verdwenen. Ook de loonwerker Lammert Nijstad met zijn grote
groene Deutz tractor en grote dorsmachine. Zo ook de boeren uit het
dorp en aan de Brink. Er kwamen andere uitbaters voor terug: de
Chinees, een supermarkt, de winkel van Roel Beekelaar nu Kapsalon
Jantine. Dit laatste pand was destijds mijn ouderlijk huis.
Ook de school waar ik over schreef is
gesloopt, de bomen Juliana en Bernhard hebben ze laten staan. Ruinen
valt nu onder gemeente De Wolden, is het een vooruitgang geworden?
Trijntje Tiesema van Reint Horlings
Installatiebedrijf aan de Brink gaf in de zomer van 1962 een
voorbeeld van de vooruitgang. Demonstraties over hoe een wasautomaat
zijn werkt deed. De Ruunders mochten hun eigen vuile was komen
brengen. Ze kregen hun was na de demonstratie van de machine weer
schoon en gecentrifugeerd mee naar huis. Nog even uithangen thuis,
dan kon het zo het kabinet weer in dat in de zondagse kamer stond.
En het Runer feest niet te vergeten,
waarbij je dagenlang Anneke Grönloh door de luidsprekers hoorde
schallen vanaf de zweefmolen van Visser.
Ik ben in ieder geval nooit een Ruunder
geworden, ik woonde er maar vier jaar. Maar nu loop ik er nog steeds
met veel plezier door het dorp, neem met mijn vrouw een ijsje bij de
ijscoman op de Brink. Soms even door het Pasmanshuus, de ouderlijke
boerderij van klasgenoot Jan Alberts Gzn.
In m'n tijd voor Ruinen reisde ik
regelmatig mee met mijn ouders tussen Nederland en Singapore. M'n
moeder was operatieverpleegster bij het Internationale Rode Kruis. Ze
werd zodoende vaak uitgezonden naar oorlogs- en rampgebieden in en om
het Verre Oosten. M'n vader was in zijn laatste dienstjaren als
militair attaché verbonden aan de ambassades in en om Maleisië. In
hun verlofperiode verbleven we vaak in Ede, Voorthuizen of
Scheveningen. Dan zat je weer in schoolklassen met kinderen die weer
ouders in het leger hadden of verbonden waren aan de ambassades. Je
zag het aan de nummerborden met CD of KL op de auto’s waarmee ze
naar school werden gebracht.
De Ruunder kinderen uit de
buurtschappen Hees, Gijsselte, Oldenhave, Leeuwte en de Benderse
kwamen op de fiets met of zonder kettingkast.
Hoe kwam ik in Ruinen, deze wereld van
verschil?
Mijn ouders waren in 1960 gescheiden,
de oorzaak was de nieuwe keukenmeid Sjaan. Dit was haar voornaam die
ze had opgegeven bij het solliciteren als hulp in de huishouding bij
mijn ouders. In 1972 was dit blaadje Sjaan of Jantje
zeker ook verdord en vertrok mijn vader uit Ruinen.
Ik had dit al op maandag 4 april 1965
gedaan met de plunjezak op mijn rug, het monsterboekje
(zeemansboekje) in de binnenzak. Met de bus van kwart over één, die
stopte voor Café Hees, naar Meppel. Daar op de trein, een enkeltje
naar Amsterdam. Hier nam ik achter het Centraal Station een taxi naar
het Oostelijk havengebied. De taxichauffeur informeerde bij zijn
taxicentrale of deze aan de havendienst wilden vragen waar precies de
kustzeesleper Baltic Ranger lag.
Oostelijk havengebied Amsterdam |
"Het Oostelijk havengebied is
groot zeeman," zei de taxichauffeur.
De kapitein monsterde mij aan als
koksmaat/ketelbinkie en hulpje voor chef-kok Nol. Mijn eerste zeereis
van 400 zeemijl ging naar Middlesbrough UK. Wat was ik zeeziek bij
windkracht 8 uit het noordwesten. Ik was nog geen zeeman.
Wat had ik die twee dagen graag weer op
de trap onder de Ruiner Toren gezeten.
Maar denkend aan de laatste wijze
woorden van Sjaan (Jantje Zinger), mijn stiefmoeder, die bij de deur
van het pompenstraatje tot mij sprak: "Je zult wel voor galg en
rat opgroeien," ben ik toch maar blijven varen.
Ik heb haar in elk geval nooit meer
gezien, laat staan gesproken.
De volgende blog over de MS Rio Yaque, het
vervolg op de MS Rijnhaven.
Recht
zo die gaat!
F.L..Woodleg